MAP 6

 

Oorsprong van het Mestdecreet en het MAP

In 1991 werd een Europese Nitraatrichtlijn uitgeschreven voor alle lidstaten van de Europese Unie. In deze richtlijn wordt onder andere een basiskwaliteitsnorm voor het grond- en oppervlaktewater vastgelegd op maximum 50 mg nitraat per liter. Net als in andere lidstaten haalt ook Vlaanderen deze norm niet overal en moeten hieromtrent maatregelen genomen worden. Een oorzaak van de te hoge nitraatgehaltes in het grond- en oppervlaktewater is de mate waarin nutriënten wordt toegediend op de Vlaamse landbouwgronden. Deze maatregelen zijn gebundeld in het Mestdecreet, oftewel het Mestactieplan (MAP). Er is ondertussen een zesde versie van dit decreet die in het mei 2019 van kracht ging.

Wat is het Mestdecreet?

Het Mestdecreet is een complexe en uitgebreide wetgeving die de productie, opslag, transport en gebruik van meststoffen (waaronder zowel digestaat als compost worden gerekend) reguleert. Deze aspecten worden via aangiftes gemeld aan de Mestbank. De Mestbank is een afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en doet de handhaving van deze wetgeving.

Zo zal de Mestbank de maximale bemesting (stikstof en fosfor) reguleren en monitoren naargelang het type mest (dierlijke mest, andere mest, kunstmest) en het bodemtype, focusgebied (N) en P-bodemklasse van de regio en bedrijf. Naast deze gebieds- en bedrijfsgebondenheid zal het MAP de bemesting en de opslag beperken ook i.f.v. het gewas en het tijdstip (uitrijverbod). Hierbij spelen ook elementen mee van facultatieve of verplichte inplanting van 'vanggewassen' en het al dan niet emissie-arm uitrijden van de meststof. Om de nutriëntenbalans in evenwicht te houden zal het Vlaamse nutriëntoverschot (N en P) niet meer op Vlaamse landbouwbodems mogen terechtkomen: meer bepaald door een systeem van mestverwerking, mestverwerkingsplicht en mestverwerkingscertificaten. Een strikte registratie en Mestbank-aangifte van de geproduceerde mest alsook rigoureuze regels inzake transport van mest is het sluitstuk van het mestactieplan. 

Naast dit Mestdecreet zijn er nog Vlaamse (Uitvoerings-)Besluiten die bepaalde artikelen van het Mestdecreet verduidelijken of concreet bepalen of wijzigen. Deze Uitvoeringsbesluiten worden apart van het Mestdecreet herzien en gewijzigd. 

Ambitie: reductie van nutriëntenverliezen

Vlaanderen heeft de ambitie om in het 6de (en 7de) actieprogramma de nodige maatregelen te nemen om de nutriëntenverliezen uit land- en tuinbouw te reduceren en zo de waterkwaliteit in lijn met de Europese doelen te brengen. Om dit te realiseren, worden de randvoorwaarden gecreëerd om bemesting uit te voeren met de juiste mestsoort en de juiste bemestingstechniek, volgens de juiste dosis en op het juiste tijdstip (het zogenaamde ‘4J’ principe), de bodemkwaliteit te verbeteren en de directe verliezen van nutriënten tegen te gaan.
 

De Vlaamse mestbalans vergelijkt de hoeveelheid dierlijke mest die jaarlijks op landbouwgrond kan worden gebruikt, met de effectief gebruikte hoeveelheid. Sinds 2008 is deze balans in evenwicht, mede door mestverwerking. 


Vergisting van plantaardig of dierlijk materiaal: andere normen

Wanneer alleen energiemaïs, gewasresten of andere plantaardige of dierlijke organisch-biologisch afvalstromen worden vergist, wordt het digestaat als een andere meststof beschouwd en kan het binnen de totale bemestingsnormen worden gebruikt.

Als echter ook mest wordt vergist, wordt het digestaat in Vlaanderen volledig als dierlijke mest beschouwd en moet de norm van 170 kg N/ha dus ook worden nageleefd

Wat is nieuw in MAP 6?


Boerderijcompost als bodemverbeteraar

Het produceren en gebruiken van boerderijcompost als bodemverbeteraar wordt verder gestimuleerd. In uitvoering van het klimaatengagement “lokale organische stromen” is voorzien dat niet enkel bedrijfseigen mest- of biomassastromen worden toegelaten, maar ook mest of biomassa van maximaal twee andere bedrijven, evenals houtig materiaal en maaisel afkomstig van natuurbeheer. Het nieuwe juridische kader hierrond wordt gecoördineerd in Cmartlife 12.3

Verplichte debietmeters voor be- of verwerkingseenheden

Uitbaters van mestbe- of verwerkingseenheden moeten sinds 1 januari 2020 beschikken over debietmeters. Deze debietmeters moeten gebruikt worden ter staving van de werking en de registerdata van een bewerkings- of verwerkingseenheid.

Verzameling van ontbrekende gegevens van anaerobe vergisting

Bij anaerobe vergisting kent men de massa's en het nutriëntengehalte van de inkomende stromen dierlijke mest en de uitgaande eindproducten. Andere inkomende stromen, zoals organisch afval of energiegewassen, worden niet gevolgd in het kader van de mestwetgeving, maar wel in het kader van de wetgeving inzake hernieuwbare energie. Daarom hebben de twee betrokken overheidsadministraties in 2019 een methode voor gegevensuitwisseling ontwikkeld, zodat informatie wordt verzameld over de massa en de nutriëntensamenstelling van alle inkomende stromen.

Nutriënten- en massabalansen als een risicoanalyse in handhaving

Op basis van alle verzamelde gegevens kunnen de nutriënten- en massabalansen van mestverwerkings- en anaerobe vergistingsinstallaties worden berekend. Net als bij landbouwers worden deze balansen gebruikt in een risicoanalyse van mestverwerkings- en anaerobe vergistingsinstallaties. Installaties die een verhoogd risico kunnen vormen voor nutriëntenverliezen naar het grond- of oppervlaktewater op de site of op een bepaald punt in de toeleveringsketen, worden grondig doorgelicht. In deze doorlichting kan alle relevante bedrijfsinformatie worden onderzocht, zoals facturen, gegevens van weegbruggen, debietmeters, mest- en eindproductanalyses, ...

Op basis van de resultaten van de doorlichting worden maatregelen opgelegd die verder onderzoek mogelijk maken (bv. installatie van (tussen)debietmeters, elektronische registratie, analyse van nutriëntenconcentraties, ....) of die de risico’s beperken (bv. alle transport laten uitvoeren door een erkende mestvoerder, ...). In samenwerking met de beheerder van de installatie wordt een tijdschema voor de uitvoering overeengekomen. Als deze opgelegde maatregelen niet binnen het overeengekomen tijdschema worden nageleefd, worden boetes opgelegd in verhouding tot de economische voordelen van de niet-naleving. 

Duurzaam gebruik van effluenten en digestaat

Op basis van de beschikbare gegevens van de Mestbank en interviews met mestverwerkingsinstallaties, fabrikanten en geaccrediteerde laboratoria, heeft VCM een 'code van goede praktijk' opgesteld. Deze code bevat aanbevelingen om enerzijds een betrouwbare en stabiele effluentsamenstelling te verkrijgen en anderzijds het oordeelkundig gebruik van effluent te stimuleren. Zo draagt de code bij aan effluentgebruik conform de regels van het Mestdecreet. In overleg met de sector worden de voorgestelde aanbevelingen omgezet in concrete acties die in de loop van het 6de actieprogramma worden geïmplementeerd.

De relevante sectororganisaties (Vlaco, Biogas-E, Febiga) en onderzoeksinstellingen (ILVO, UG) hebben in 2019 een 'code van goede praktijk' voor het gebruik van digestaat opgesteld. Deze code maakt het duurzaam gebruik van digestaat mogelijk voor eindgebruikers voor wie kwaliteit, stabiliteit en organisch materiaal belangrijk zijn en biedt garanties dat het product in overeenstemming met de vereisten van het Materialendecreet/Vlarema en het Mestdecreet kan worden gebruikt en geëxporteerd. 

Het volledige actieprogramma vind je hier